Wordt er in deze tijd van mobieltjes nog kattenkwaad uitgehaald? | column Asing Walthaus
In dit artikel:
Als kind beperkte de schrijver zich tot onschuldige streken: deurtjebellen bij het fotowinkeltje aan de Westerlaan (waarover de eigenaar volgens geruchten woedend en zelfs gewapend zou reageren) en het overgoten van bezoekers op het terras met water uit de dakkapellen. Die kattenkwaadjes noemt hij kinderlijk vergeleken met een veel geraffineerder en enger voorval dat hij in de jeugdherinneringen van Jan Jacob de Vries uit Hollum las.
Ruim een eeuw geleden kreeg De Vries’ vader Jaap (bijnaam Jaap Neus) met kameraden krabben te pakken, plaatste brandende kaarsjes op hun schild en liet die lichtjes ’s avonds een huis inlopen aan de Oosterlaan waar een alleenstaande vrouw woonde. Doel was haar te laten schrikken; het tafereel kan volgens De Vries in het schemerdonker zeer angstaanjagend zijn geweest en had gevaarlijk kunnen aflopen.
De columnist reflecteert op de aard van vroeger kattenkwaad — historisch omschreven als sluw en arglistig — en zet dat af tegen zijn eigen meer onschuldige jeugdstreken. Hij vraagt zich af of zulke creatieve, potentieel schadelijke praktijken tegenwoordig nog voorkomen, zeker nu mobiele telefoons gedrag vastleggen en sociale controle groter is. Lezers worden uitgenodigd hun ervaringen te delen via e-mail.