Waarom we steeds stemmen op politieke 'verlossers' als Omtzigt, Fortuyn en Baudet
In dit artikel:
Als maatschappelijke onvrede groeit, verschuift de kiezersfocus steeds vaker van partijen naar sterke persoonlijkheden: de zogeheten politieke ‘verlossers’. Historische en recente voorbeelden laten zien hoe individuele leiders electorale bewegingen kunnen aanjagen. Pim Fortuyn was decennialang het prototype; Jan Marijnissen trok stemmen door zijn ‘gewone’ voorkomen en duidelijke taal; Thierry Baudet en Forum voor Democratie verrasten bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2019; Caroline van der Plas maakte van de BBB in 2023 hetzelfde provinciale succes.
Een recent hoogtepunt was Pieter Omtzigt: hij richtte in 2023 in korte tijd Nieuw Sociaal Contract (NSC) op en behaalde 20 zetels door vertrouwen in zijn persoon. Nu Omtzigt zich uit de politiek heeft teruggetrokken, lijkt NSC op instorten te staan; veel voormalige NSC-stemmers lijken naar het CDA te migreren. Het CDA, dat bij de verkiezingen van 2023 nog maar vijf zetels haalde, ziet in peilingen een forse opleving — grotendeels toegeschreven aan lijsttrekker Henri Bontenbal. Onder kiezers die overwegen CDA te stemmen noemt twee derde Bontenbal als doorslaggevende factor (Ipsos I&O); ter vergelijking is het aandeel persoonlijk gedreven stemmers bij Joost Eerdmans 35 procent en bij Frans Timmermans 12 procent.
De vraag of Geert Wilders ook als verlosser te bestempelen is, levert verdeeldheid op. Onderzoekster Ingeborg Veldkamp wijst op Wilders’ authenticiteit en zijn consistente narratief waarin hij ‘het volk’ vertegenwoordigt, waardoor zijn aanhang veel van zijn leiderschap verwacht. Hoogleraar Gerrit Voerman is terughoudender: hij plaatst Fortuyn en Omtzigt eerder in het verlosser-typus omdat zij in crisistijden snel vertrouwen wonnen; Wilders kreeg in 2023 bovendien veel stemmen van strategische overstappers uit andere partijen, zegt Voerman, wat vraagt om nuance bij het label ‘verlosser’.
Veldkamp maakt een onderscheid naar wat voor soort falen een leider aanspreekt: cultureel (Wilders), institutioneel (Omtzigt) of sociaal-moraal (Bontenbal). Ook Caroline van der Plas raakt een specifiek thema: de verstoorde relatie tussen burger en overheid op het platteland. Gemeenschappelijk voor deze leiders is dat ze zich afzetten tegen het verleden en een andere doelgroep aanspreken.
De opkomst van persoonsgerichte politiek hangt samen met langdurige maatschappelijke trends: individualisering en afgenomen partijbinding. Waar vroeger generatiepatronen (arbeidersstem PvdA, ondernemersstem VVD, kerkgangers ARP/CHU/CDA) stevig bepaalden, is partijloyaliteit sterk gekrompen. Internationaal onderzoek toont dat partijbinding in de jaren zestig nog rond de 70 procent lag, in 2010 circa 40 procent, en sindsdien verder daalde. Ipsos I&O signaleert bovendien dat ongeveer acht op de tien kiesgerechtigden nog zwevend of twijfelend zijn, wat personalistische initiatieven ruimte geeft.
Toch kent Nederland institutionele beperkingen: coalitieregeringen en wettelijke kaders maken het moeilijk dat één leider alle beloften waarmaakt. Als persoonsgebonden partijen falen in uitvoering, kan dat leiden tot teleurstelling en versplintering — iets wat bijvoorbeeld na Fortuyns dood met de LPF gebeurde en nu bij NSC dreigt. Met de verdere professionalisering van mediacommunicatie — van televisie tot sociale media — blijft de aandacht voor individuele gezichten groeien, waardoor de rol van charismatische leiders in de Nederlandse politiek waarschijnlijk voorlopig intact blijft.