Vier verklaringen voor de verzoeking in de woestijn

zaterdag, 6 september 2025 (10:14) - Friesch Dagblad

In dit artikel:

In de negentiende eeuw begonnen bijbeluitleggers zich te storen aan historische ongerijmdheden in het verhaal van Jezus’ verzoeking in de woestijn: de duivel verschijnt als persoonsverschijning, hij transporteert Jezus ineens naar Jeruzalem en naar een hoge berg, vanaf waar je alle koninkrijken van de aarde zou zien, en de drie verleidingen lijken kunstmatig opgezet. Die problemen leidden tot vier onderscheiden verklaringsmodellen die sindsdien in commentaren terugkomen.

1) Psychologische verklaring: de tekst weerspiegelt een innerlijke ervaring van Jezus — een droom, visioen of spirituele worsteling na zijn doop. De Geest die hem de woestijn inleidt kan dan gelezen worden als zijn eigen geestelijke bewustwording. Het bovennatuurlijke en het theatrale verdwijnen wanneer het verhaal wordt gezien als subjectieve beleving die later mondeling of schriftelijk werd doorgegeven.

2) Historische verklaring: er zit een kern van echte gebeurtenissen in, maar de ‘duivel’ was in feite een mens — bijvoorbeeld een afgevaardigde uit Jeruzalem of de hogepriester — die Jezus testte. Hierbij wordt gedacht aan vergelijkbare ontmoetingen in de Johannes-evangeliën en aan de mogelijkheid dat Jezus later zijn ervaringen dramatiserend aan leerlingen vertelde. Verschillen in volgorde tussen Matteüs en Lucas spreken voor een losse overlevering.

3) Gelijkenisverklaring: het verhaal is een didactische parabel van Jezus zelf, bedoeld om navolgers te leren omgaan met verleiding en macht. Pas later kreeg die gelijkenis een historiserend kleedje en werd ze als verslag van een persoonlijke gebeurtenis gezien.

4) Literair-historische verklaring: het is een geconstrueerde joods-christelijke vertelling, bedoeld om aan het begin van Jezus’ openbare optreden duidelijk te maken wat het betekent om Gods zoon en messias te zijn, en wat daarbij niet hoort. Moderne onderzoekers noemen dit vaak een ‘haggadische midrasj’: een creatieve uitbreiding op Bijbelteksten (met name Deuteronomium) die theologische punten illustreert.

Tegenwoordig domineren vooral de psychologische en vooral de literair-historische lezingen: de eerste sluit aan bij persoonlijke religieuze ervaring, de laatste wordt breed gedragen in academisch onderzoek en profiteert van vergelijkingen met rabbijnse tradities en met verhalen uit andere religies (bijv. Boeddha, Zarathustra, Heracles) waarin een held verleidingen weerstaat.

Dat betekent niet dat er helemaal geen historische kern mogelijk is — Jezus kan na zijn doop zeker over zijn roeping hebben nagedacht of bijzondere innerlijke ervaringen hebben gehad — maar het evangelieverhaal zoals in Matteüs en Lucas staat vrij ver van een sober verslag. Het is vruchtbaar om te erkennen dat zulke vrije, creatieve vertelwijzen theologische boodschappen overbrengen zonder dat hun waarde samenvalt met hun historische letterlijkheid.

(Auteur: Jan Krans, nieuwtestamenticus verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit)