Toon moed, politicus: durf te verliezen. Doe niet mee aan de meeloperdemocratie | opinie

zondag, 26 oktober 2025 (12:43) - Leeuwarder Courant

In dit artikel:

Tom‑Jan Meeus betoogt dat de Nederlandse politiek is verworden tot een meelopersdemocratie: een systeem waarin gehoorzaamheid wordt beloond en echte moed gestraft. Kern van zijn analyse is dat partijen en kiezers vooral selecteren op zekerheid en voorspelbaarheid; fractiediscipline en het regeerakkoord vormen instituties die afwijkende stemmen zelden belonen. Daardoor belanden in de Tweede Kamer vooral mensen wier carrièrepolitiek geen groot persoonlijk risico inhoudt — politici die in campagnes grootsmoedig oplossingen beloven maar in de Kamer terughoudend zijn om die oplossingen door te voeren als dat politieke prijs heeft.

Meeus illustreert dit met recente en herkenbare voorbeelden. Pieter Omtzigt, die binnen het CDA optrad tegen zijn partij tijdens de toeslagenaffaire, werd uiteindelijk uit de fractie geduwd. Ahmed Aboutaleb, lang populair onder PvdA‑kiezers na harde uitspraken over extremistische steun in 2015, werd door de partijtop niet als lijsttrekker omarmd. Geert Wilders is een uitzondering qua durf — hij zet zichzelf op het spel en krijgt daar ernstige bedreigingen voor — maar zijn stijl leidt bij veel collega’s juist tot de conclusie dat hij roekeloos handelt. Ook binnen zijn eigen kring blijken afwijkende stemmen geen toekomst te hebben: de PVV zette staatssecretaris Ingrid Coenradie aan de kant nadat zij intern aandacht vroeg voor een cellentekort en publiek kritiek had geuit.

Als meest schrijnende casus noemt Meeus een voorstel dat deze zomer in de Kamer werd gesteund: een PVV‑amendement dat illegaal verblijf strafbaar stelde, met een toelichting die ook het helpen van onderduikers juridisch aansprakelijk maakte. In die discussie vroeg volgens Meeus vrijwel geen enkel Kamerlid aandacht voor de morele en historische implicaties — in een land bekend om het verbergen van Joodse onderduikers tijdens de oorlog — behalve enkele rechtse politici die uiteindelijk geen meerderheid konden vormen. De wetswijziging werd later ingetrokken, maar de woordkeuze en het gebrek aan verzet bleven illustratief voor het probleem.

Meeus plaatst die Nederlandse ontwikkelingen naast klassieke ideeën over politieke moed: leiderschap betekent soms je eigen achterban trotseren omdat het algemeen belang dat vraagt. Hij haalt voorbeelden aan uit de geschiedenis — Lincoln, Theodore Roosevelt, Joop den Uyl die de monarchie behoedde van strafrechtelijke vervolging van prins Bernhard, en Ruud Lubbers die de partij verdeeldheid trotseerde over kernwapens — om te laten zien dat daadkracht niet per se populair is maar wel essentieel voor besturen.

Tegenwoordig werken echter online cultuur en massamedia tegen dergelijke moed. Politieke influencers die via schreeuwerigheid en conflict enorme aandacht trekken, verschuiven het speelveld: wie minder volgers heeft, wordt geneigd mee te liften of te zwijgen. Die dynamiek verhardt het publieke debat, vergiftigt omgangsvormen en maakt intimidatie en bedreiging van politici alledaags. Lokale bestuurders die wél proberen opvang van asielzoekers te organiseren krijgen regelmatig persoonlijke bedreigingen. Volgens Meeus ondermijnt dit de capaciteit van politici om het algemeen belang te verdedigen tegen emotionele, kortzichtige impulsen van hun achterban.

De vraag die hij aan de lezers en kandidaten stelt is helder: waar zijn de lijsttrekkers die bereid zijn te verliezen — die boven eigen kiezersangst durven te staan en moeilijke beslissingen nemen uit verantwoordelijkheidsbesef? Enkele politieke figuren presenteren zich al als moedig, met Henri Bontenbal als genoemd voorbeeld, maar meeuwenmoed alleen volstaat niet; het moet concreet blijken in keuze en optreden. Met de verkiezingen voor de deur, stelt Meeus, hebben kandidaten nog weinig tijd om te laten zien dat ze zichzelf op het spel durven zetten — anders blijft de Nederlandse democratie een systeem dat voorkeur geeft aan volgzaamheid boven leiderschap.