Te mild of juist te betuttelend? Al 100 jaar oordeelt Hûs en Hiem over Friese schoonheid en kwaliteit
In dit artikel:
Hûs en Hiem viert honderd jaar advies over de Friese gebouwde omgeving — en dat levert volgens historicus Meindert Schroor materie voor conflicten en verhalen op. In zijn net verschenen jubileumboek Van object naar omgeving schetst Schroor hoe de organisatie ontstond uit begin twintigste-eeuwse onvrede over grootschalige, slecht vormgegeven arbeiderswoningen en sindsdien een sturende maar niet beslissende rol heeft gespeeld in wat wel of niet acceptabel werd geacht in dorpen en steden.
De voorganger, de Provinciale Friesche Adviescommissie, werd opgezet vanuit bezorgdheid over ‘schoonheid en kwaliteit’ van stad en land; vanaf 1925 is die traditie in wisselende vormen voortgezet. Hûs en Hiem is inmiddels het adviesorgaan voor omgevingskwaliteit in Friesland en baseert adviezen op door gemeenten vastgestelde welstandsregels. Daardoor kunnen eisen per gemeente, en zelfs per straat, sterk verschillen: een toevoeging die in Surhuisterveen mag, kan in Harlingen onaanvaardbaar zijn.
Schroor illustreert de invloed van adviezen met concrete dossiers. In Leeuwarden en Bolsward hebben vroege commissies met succes gedempte plannen tegengehouden en zo historische grachten en stadsbeelden beschermd. Van de jaren dertig tot de recente windparkdiscussie in het IJsselmeer laat de geschiedenis zien dat Hûs en Hiem vaak negatief oordeelde — zoals over Windpark Fryslân — maar dat gemeenten uiteindelijk besluiten en soms anders kiezen dan het advies. Het voorbeeld van de omgekeerde boerderij bij Hindeloopen laat zien hoe politieke steun en aanpassing van bestemmingsplannen ruimtelijke innovatie mogelijk maken; de commissie kon het plan alleen toetsen aan die aangepaste regels.
Het boek belicht ook hoe smaak en normen door de tijd verschoven. Het kantoorgebouw Amicitia uit 1970 werd destijds bekritiseerd maar kon later worden herbestemd en kreeg na een verbouwing positief advies; veranderende opvattingen over esthetiek speelden daarbij een rol. Andere dossiers tonen spanningen met economische belangen: in de jaren vijftig voerde de commissie actie tegen honderden illegale reclameborden in het open landschap, en boeren kregen felle kritiek toen zij asbestgolfplaten op daken plaatsten — kwesties die politieke weerstand opriepen en die soms leidde tot lokale afwijkingen van het advies.
Organisatorisch heeft Hûs en Hiem zich professionaliseerd. Politici zitten tegenwoordig niet meer in de commissie; veel adviezen komen van medewerkers, terwijl opvallende projecten door een ‘grote commissie’ met architecten, monumentendeskundigen en landschapsontwerpers worden beoordeeld. Leden mogen beperkt in functie blijven, wat doorstroming bevordert. Toch zijn raad en college eindbeslissers; gemeenten treden soms uit of opnieuw toe (bijvoorbeeld Tytsjerksteradiel trok zich in 2014 terug), wat het spanningsveld tussen lokaal politiek mandaat en provinciaal advieswerk onderstreept.
Op korte termijn verandert er nog meer: Hûs en Hiem presenteert eind deze maand een vernieuwingsplan en krijgt een nieuwe directeur, Wiepkjen Kingma, als opvolger van Marc Visser. Schroor concludeert dat de adviesfunctie van meet af aan omstreden was — sommigen vinden het orgaan te streng of betuttelend, anderen juist te mild — maar dat het instituut desondanks een consistente rol heeft vervuld in het vormgeven, beschermen en soms omstreden maken van de Friese omgeving.