Partijen steken wél hun handen naar elkaar uit, heus, echt waar
In dit artikel:
Het APB-debat na Prinsjesdag leek in aanleg op het gebruikelijke gekrakeel, maar bevatte tegelijkertijd concrete handreikingen. De gebruikelijke vraag — hoe om te gaan met Geert Wilders: negeren of corrigeren zonder hem extra podium te geven — bepaalde weer een groot deel van de rit. CDA’er Henri Bontenbal en VVD-minister Dilan Yesilgöz kozen voor de tactiek van laten uitrazen, terwijl DENK-leider Stephan van Baarle juist actief tegenwicht bood, zoals zijn achterban verwacht.
Koning Willem-Alexander waarschuwde in zijn troonrede voor de verscherpte tegenstellingen in de samenleving; het debat liet zien dat verhitte confrontaties van alle tijden zijn, maar ook dat er ruimte is voor inhoudelijke uitwisseling. Fractievoorzitters vroegen Bontenbal onomwonden naar beleidsplannen en er ontstonden serieuze discussiepunten, bijvoorbeeld over de toekomst van Tata Steel — voorbeelden van debat dat verder gaat dan alleen retoriek.
De meest concrete doorbraak kwam uit onverwachte hoek: VVD en SP dienden samen een motie in over het ziekteverlofstelsel. Nederland kent nu een regeling waarbij werkgevers twee jaar loon doorbetalen aan zieke werknemers; de motie stelt voor dat werkgevers voortaan alleen het eerste jaar betalen en dat het tweede jaar via collectieve middelen wordt opgevangen. Die samenwerking tussen rechts en links leverde unanieme Kamersteun op en illustreert dat partijen elkaar kunnen vinden op praktische problemen.
Kortom: naast het spektakel van politieke tegenstellingen waren er ook volwassen compromissen. De uitdaging blijft om in verkiezingstijd niet zulke diepe loopgraven te graven dat die samenwerking bij een formatie onhaalbaar wordt.