Participatie van bewoners is in de meeste gevallen schijn | opinie
In dit artikel:
Ambtenaren en opdrachtgevers voeren formeel “inspraak” of “participatie” uit, maar vaak blijft dat een lege formaliteit: bewoners mogen meedenken, maar hebben zelden echte invloed op besluiten die hun leefomgeving raken. Sinds de invoering van de Omgevingswet is participatie verplicht en zou vroege betrokkenheid standaard moeten zijn, maar in de praktijk blijft het naaste contact beperkt tot consultatieve vormen waar opmerkingen niet verplicht worden overgenomen.
De schrijver wijst op recente dossiers in de Leuwarder Courant — onder andere de strijd rond de Hounspolder en de verhuizing aan de Tadingastraat — als voorbeelden waar de zogeheten ‘systeemwereld’ de koers bepaalt. Stuurgroepen en projectgroepen, waar de kernbeslissingen vallen, bestaan doorgaans alleen uit opdrachtgevers en projectvoorbereiders; bewoners zitten hooguit in klankbord- of werkgroepen die weinig macht hebben. Daardoor worden ideeën van omwonenden vroegtijdig terzijde gelegd, terwijl de gemeente het proces kan afvinken en juridisch onderbouwen met een ontwikkelkader wanneer het tot procedures komt.
Het artikel pleit voor meer dan alleen consultatie: echte participatie betekent bewoners betrekken op beslissingsniveau — meedoen in stuurgroepen en projectgroepen of samen co-creëren — zodat lokale kennis wordt benut, achterban beter wordt geïnformeerd en kostbare, slepende juridische conflicten kunnen worden voorkomen. De huidige praktijk van “meedenken” houdt in stand dat plannen doorgaan ondanks tegenstand en lokale kennis, en geeft bureaucratisch systeemdenken vrij spel.
Kortom: verplichting alleen is niet genoeg; participatie moet inhoudelijk worden versterkt en bewoners structureel zeggenschap krijgen in belangrijke projectfases om betere, draagvlakrijke en juridisch robuuste besluiten te bereiken. (Ronald Planting, Leeuwarden)