Langs eeuwenoude kastelen en wijngaarden in het Noord-Italiaanse Alto Adigo: 'We kunnen 365 wijnen proeven, uitspugen is de enige remedie om te overleven'
In dit artikel:
Drie knoedels met vlees, spinazie en kaas liggen naast een borrelplank vol lokale kazen, worst en speck; het beeld vat de culinaire mengvorm van Alto Adige samen: een Italiaans bergland waar pasta en boven-Alpse hartigheid elkaar afwisselen. We zitten voor een forse lunch met wijnmakers rond Sankt Paul / San Paolo, net ten westen van Bolzano (Bozen). In dit tweetalige Süd-Tirol—eeuwenlang Habsburgs grondgebied—spreekt de bevolking doorgaans Duits met een Oostenrijks accent en drukken zowel regionale tradities als moderne wijnbouw hun stempel.
Op kelders en boerderijen (buschenschanken) worden huisgemaakte specialiteiten aangeboden: gerookte Speck, Kaminwurz, zuurkool, Schlutzkrapfen en Bauerngröstl. Tegelijk zitten er kastelen tussen de wijngaarden; Schloss Englar is één voorbeeld, sinds de vijftiende eeuw in handen van de familie Khuen-Bleasi en deels omgebouwd tot bed & breakfast met 12 hectare wijngaard. Op die percelen domineren internationale rassen (pinot noir, chardonnay, sauvignon, pinot blanc) naast traditionele riesling, maar er gebeurt veel experimenteels: oenologe Amy Kadison kreeg ruimte om PIWI-druiven (schimmelresistente rassen) als souvignier gris te planten en wil witte druiven met schilvergisting tot ‘oranje wijn’ verwerken. Sinds 2023 werkt men biologisch.
De druivencultuur in Alto Adige heeft de laatste decennia een sterke verschuiving doorgemaakt: waar tot in de jaren tachtig vernatsch (schiava) en lagrein dominant waren, nam pinot noir veel marktaandeel in. Nu keren sommige wijnmakers terug naar inheemse rassen; lagrein levert stevige, donkere wijnen, vernatsch juist lichte, elegante wijnen met bewaarpotentie die jong en licht gekoeld aanslaan bij een jong publiek. Moderne vinificatietechnieken helpen deze oude rassen opnieuw tot bloei te brengen.
Alto Adige is economisch veranderd: waar vroeger armoede heerste, is het gebied inmiddels één van de rijkste van Europa. Langs de Strada del Vino (weinstrasse) van Salurn naar Nals tonen terrassen wijngaarden tegen de Dolomieten welvaart in huizen, auto's en restaurantprijzen. Grondprijzen kunnen oplopen tot niveau Champagne; percelen zijn schaars en veel boeren houden hun land. De gemiddelde wijnbouwer heeft iets meer dan één hectare, oogst vaak handmatig op steile terrassen en is veelal aangesloten bij coöperaties (Kaltern, Tramin, Terlan). Naast druiven wordt de regio groot exporteur van handappels; de vele zonuren helpen de vrucht- en wijnteelt.
Begin september vond de tweejaarlijkse Wine Summit plaats, waarbij honderd buitenlandse journalisten 365 wijnen proefden—met uitspugen als overlevingsstrategie. Ongeveer 65% van de productie is wit; pinot blanc en chardonnay variëren van fris tot rijk, pinot noirs zijn doorgaans lichter dan Bourgogne; vernatsch geeft frisse, lichte wijnen. De summit eindigde met diners en een walking dinner in Slot Maretsch, een dertiende-eeuwse burcht omringd door wijngaarden—waardoor de combinatie van geschiedenis, terroir en gastronomische tradities de moderne identiteit van Alto Adige onderstreept.