Journalist Anna Lillioja uit Leeuwarden zocht een antwoord op de vraag die we allemaal hebben: waarom werken we?
In dit artikel:
De 37‑jarige journaliste Anna Lillioja, van Estse afkomst, onderzocht waarom mensen werken en publiceerde in mei het essayachtige boek Waarom werken we?. Haar vertrekpunt is een alledaagse observatie: in Nederland is ‘wat doe je voor werk?’ een standaard gespreksopener, iets minder vanzelfsprekend in Estland waar men stilte minder snel opvult. Uit die tegenstelling trekt ze een bredere conclusie: werk heeft in Nederland een prominente plek in de identiteit en sociale omgang — deels gevoed door een calvinistische mentaliteit die nuttig zijn hoog in het vaandel zet.
Lillioja werkte aanvankelijk in de culturele sector en belandde min of meer toevallig op de economieredactie van de Volkskrant, nadat ze via een talenttraject een tip kreeg voor een traineeship. Op die redactie viel ze op door andere invalshoeken te kiezen; in plaats van over overnames te schrijven, zocht ze naar menselijke verhalen achter beroepen. Die aanpak leidde tot succesvolle reportages — onder anderen een portret van een workaholic uit Breda en een serie voor NU.nl getiteld ‘Wat doe je eigenlijk?’ waarin ze tientallen mensen en uiteenlopende beroepen portretteerde (van James Bond‑lookalikes tot traditionele vissers in de Oosterschelde).
Het boek is geen eenduidig antwoord, benadrukt Lillioja, maar een verkenning die meerdere perspectieven naast elkaar zet. Centraal staat de vraag naar de zin van werk: het gaat voorbij functieomschrijvingen en inkomen. Werk creëert structuur, sociale verbindingen en het gevoel iets bij te dragen; die binding levert volgens haar veel van de zingeving op die mensen motiveert, zelfs wanneer ze hun baan niet als hun grote passie ervaren. Zingeving verschilt van passie: het is een duurzaamere laag die helpt om ook onaangename taken te dragen — denk aan jonge ouders die veel zorgen hebben maar hun leven toch als zinvol ervaren.
Tegelijk signaleert ze de keerzijde van het najagen van een droomcarrière: concessies die jonge professionals soms slikken (lange uren, ongunstige arbeidsvoorwaarden) met het risico dat die droom langzaam vervliegt. Haar eigen ervaring als freelancer bracht meer autonomie, maar deed haar ook beseffen dat werken niet alleen economisch nut biedt, maar ook een plek binnen sociale en maatschappelijke structuren.
Illustratieve verhalen in haar reportages onderstrepen deze thema’s: de Oosterscheldevissers die vasthouden aan eeuwenoude vangtechniek omdat er geen alternatief lijkt; een boswachter (Arjan Postma) die haar leerde dat het streven naar constante ‘balans’ niet altijd wenselijk is; en de metafoor op de boekomslag met mieren, waarmee ze twee houdingen tegenover werk vergelijkt — de onvermoeibare ‘werkmier’ versus de ‘pioniersmier’ die nieuwe wegen zoekt en anderen volgt als het pad werkt.
De kernboodschap van Lillioja is reflectief: neem afstand van je werkende leven en vraag jezelf waarom je doet wat je doet. De uitkomst kan variëren — soms verandert er niets — maar bewustzijn kan voorkomen dat je doorgaat op autopilot. Haar boek nodigt uit tot brede bezinning over de maatschappelijke en persoonlijke functies van arbeid, zonder eenvoudige oplossingen te bieden, maar met veel voorbeelden die laten zien hoe verschillend werk betekenis kan krijgen.