Hoogleraar Jos de Keijser (67) uit Leeuwarden: 'We doen veel te weinig om zelfdoding te voorkomen'

zondag, 7 september 2025 (12:12) - Leeuwarder Courant

In dit artikel:

Klinisch psycholoog Jos de Keijser (67) uit Leeuwarden, gespecialiseerd in complexe rouw, waarschuwt dat Nederland te weinig doet aan suïcidepreventie terwijl jaarlijks rond 1.900 mensen een einde aan hun leven maken. De Keijser, die decennialang onderzoek deed naar rouw na bijvoorbeeld moord of dodelijke ongevallen, was sinds 2016 bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en werkte bovendien als behandelaar bij GGZ Friesland; in juli nam hij afscheid. Zijn motivatie ontstond tijdens zijn studie, toen hij merkte hoe nabestaanden van zelfdoding werden buitengesloten en daarover samen met medestudenten de eerste publicatie maakte.

Persoonlijke ervaringen met suïcide van cliënten — vijf keer in zijn loopbaan, de eerste in 1988 en de laatste net voor zijn afscheid — maakten diepe indruk en onderstrepen volgens hem hoe pijnlijk en onhoudbaar de gemoedstoestand van suïcidale mensen kan zijn. De Keijser benadrukt dat suïcide geen ver-van-mijn-bed-probleem is: het kan iedereen in de omgeving treffen en verdient daarom bredere aandacht en actie.

Hij stelt dat Nederland niet voldoende investeert in maatregelen die het aantal zelfdodingen substantieel kunnen verlagen. Als voorbeeld haalt hij de sterke daling van verkeersdoden aan, bereikt door gerichte wetgeving en technische maatregelen. Vergelijkbare politieke wil en budget ontbreken voor suïcidepreventie; 113 Zelfmoordpreventie werkt met ongeveer 6 miljoen euro per jaar, wat volgens De Keijser een schijntje is naast commerciële marketingbudgetten. Hij verwijst naar Finland, waar grootschalige investeringen in depressiezorg en opsporing van risicogroepen leidden tot een halvering van suïcides in dertig jaar.

Concreet pleit De Keijser voor meer aandacht en maatwerk: vroegsignalering door professionals en burgers, gerichte aanpak van risicogroepen zoals eenzame ouderen, jongeren (waarbij sociale media vaak een rol spelen) en boeren (via mensen die regelmaat op het erf hebben). Praktische interventies die kosteneffectief zijn, noemt hij ook: betere beveiliging en verlichting bij bekende suïcideplekken en het laten inleveren van dienstwapens door agenten na hun dienst — Britse studies suggereren dat dit doden kan voorkomen. Daarnaast pleit hij voor buurtinitiatieven vergelijkbaar met Noorse dorpswachten, die kwetsbare bewoners in de gaten houden.

De Keijser signaleert ook een kloof tussen wetenschap en praktijk: we weten welke benaderingen helpen, maar onderzoek en implementatie blijven ondergefinancierd. Marktwerking in de zorg leidt tot ‘cherrypicking’ waardoor specialisten voor complexe doelgroepen zeldzamer worden. Hij benadrukt de noodzaak van structurele, toegankelijke zorg voor nabestaanden van suïcide: lotgenotencontact, eerste steun van familie en vrienden en specialistische rouwbehandeling — in Leeuwarden is een van de vier gespecialiseerde rouwpoli’s van Nederland gevestigd. Hij wijst op bestaande gratis online zelfhulpprogramma’s (rouwbehandeling.nl) en verwelkomt dat rouwbehandeling nu vergoed wordt door zorgverzekeraars.

Met zicht op de Wereldwijde Suïcidepreventieweek (8–14 september) roept De Keijser op tot meer maatschappelijke, politieke en financiële aandacht. In Friesland worden tijdens die week activiteiten georganiseerd, zoals een Walk into the Light en een meetup gericht op mannen (Man in Mind) om het taboe op praten over suïcidaliteit te doorbreken. Zijn kernboodschap: “Wij doen als land veel te weinig om zelfdoding te voorkomen,” en met gerichte investeringen en lokale betrokkenheid valt volgens hem veel winst te behalen.