Het liturgisch jaar en de leefregels staan voor de tocht die God met Zijn volk aflegde

zondag, 21 september 2025 (10:43) - Friesch Dagblad

In dit artikel:

Na de breuk met het gouden kalf herstelt God het verbond met Israël en geeft Hij Mozes opdracht twee nieuwe stenen platen te maken. Direct daarna volgt een reeks leefregels die sterk verbonden zijn met de seizoenen, de liturgie en de herinnering aan de bevrijding uit Egypte. Deze voorschriften vormen samen een handreiking voor het religieuze en sociale leven van het volk en moeten voorkomen dat Israël terugzakt in omgang met andere volken en hun goden.

Belangrijke onderdelen van de tekst zijn:
- Een hard verbod op gegoten beelden en het zoeken naar zichtbare, imponerende godheden: dit is een directe reactie op het incident met het gouden kalf en benadrukt Israël’s roep tot exclusieve trouw aan JHWH.
- Feesten en jaarkalender: de maand Abib (voorjaar) en het feest van ongezuurde broden (Pesach) herinneren aan de uittocht uit Egypte en het nieuwe leven van de lente. Verder verschijnen het wekenfeest (eerste tarweoogst, later Shavuot) en het herfstfeest van de inzameling (oogst/jaarwisseling, bij Sukkot). De tekst laat sporen zien van verschillende kalendertradities; oudere lagen hanteren mogelijk een herfstjaar, jongere lagen een voorjaarsjaar.
- Wijding en vrijkoop van eerstgeborenen: zowel van mensen als van dieren wordt de eerstgeborene aan God toegezegd. Mannen moesten hun eerstgeborenen “vrijkopen” als herinnering aan hoe Israël gespaard werd bij de laatste plaag in Egypte. Over de precieze formulering bij vee is de Hebreeuwse tekst soms onduidelijk.
- Sabbatsregels: arbeid zes dagen, rust op de zevende; de sabbat blijft gelden ook tijdens zaaien en oogsten.
- Zuiverheidsregels rond offers: verboden om bloed bij zuurdesem te laten komen, het Pesachlam niet tot de volgende morgen te bewaren, en het verbod om een bokje te koken in de melk van zijn moeder. Laatstgenoemde regel is later in de Joodse traditie vaak breder geïnterpreteerd als verbod op het combineren van vlees en zuivel, maar uitleggers verschillen van mening; het kan ook gaan om ontzag voor de relatie tussen moeder en jong.

De tekst ademt de sfeer van de oudheid — rituelen en offers passen in de context van nabije culturen — maar markeert tegelijk Israëls identiteit tegenover kinderoffers en andere religieuze praktijken. Stilistische en inhoudelijke verschillen binnen het hoofdstuk wijzen op een samengestelde tekstgeschiedenis: sommige regels overlappen met eerdere passages (bijv. Exodus 23), andere lijken later ingevoegd of beïnvloed door het Deuteronomium. Daardoor ontstaat een montage van voorschriften die zowel liturgische continuïteit als theologische ontwikkeling laat zien.

Kernboodschap: naast het oogmerk om de gebroken platen te vervangen, benadrukt de tekst dat God herhaaldelijk de route van herstel en verbondenheid met Israël uitzet. De bepalingen verbinden herinnering (de uittocht), rituele tijdstructuren (seizoenen en feesten) en dagelijkse praktijk (sabbath, offers, eerstgeborenen), en vormen zo een religieuze levenswijze die Israël onderscheidt tussen de religies van de oudheid.

Eep Talstra, emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Vrije Universiteit, plaatst deze wetgeving in haar historische en liturgische context en wijst op zowel de symboliek als de tekstuele complexiteit van het herstelde verbond.