Het drama van de rondwarende vogelgriep verdient intensief onderzoek

In dit artikel:

Dit najaar eist vogelgriep in Nederland een zware tol: sinds 16 oktober geldt een landelijke ophokplicht voor pluimveebedrijven omdat het aantal besmette bedrijven — onder meer in Opende en Drogeham — toeneemt. Bij verdenking neemt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) direct monsterafname en laboratoriumonderzoeken en volgt vaak binnen een dag het ruimen: stallen worden luchtdicht gemaakt, met CO2 gedode dieren afgevoerd en vervolgens grondig gereinigd en ontsmet. Rond getroffen bedrijven geldt een vervoersverbod. Honderdduizenden kippen zijn al gedood; voor veehouders betekent dit zware financiële en mentale klappen.

Ook in de vrije natuur zijn de gevolgen groot: eerder liep de grote stern ernstige verliezen op en dit jaar is de sterfte onder kraanvogels zeer hoog. De ziekte kent zowel laag- als hoogpathogene varianten die snel kunnen muteren, wat de bestrijding bemoeilijkt. Voor pluimvee wordt op landelijke schaal getest met vaccinaties, maar effectiviteit, monitoring, Europese regels en handelsbeperkingen blijven onduidelijk en onderzoek loopt nog ruim een jaar door.

De wisselwerking tussen wilde vogels en intensieve veehouderij vormt een centraal probleem: wild gevogelte kan pluimvee besmetten, terwijl dichtbevolkte stallen het risico op mutaties vergroten. Daarmee bestaat ook het gevaar van overspringen naar andere diersoorten of mensen — een zeldzame maar potentieel ernstige bedreiging. De situatie vraagt intensief onderzoek en debat, waaronder hernieuwde overwegingen van consumptiepatronen en de inrichting van de veehouderij.