Het Boelsma-effect en andere opvallende uitslagen in Friese stemhokjes

woensdag, 5 november 2025 (08:00) - Friesch Dagblad

In dit artikel:

Habtamu de Hoop was bij de Tweede Kamerverkiezingen van vorige week woensdag veruit de populairste Fries: hij kreeg 13.583 stemmen uit Fryslân en bouwde vooral op zijn Kamerbekendheid een stevige provinciale aanhang op (ongeveer 1.300 meer dan twee jaar geleden). In Wommels, waar hij lange tijd woonde, koos 62 procent van de GL-PvdA-stemmers voor hem; in Súdwest-Fryslân kreeg hij zelfs meer Friese stemmen dan lijsttrekker Frans Timmermans.

Op afstand volgt Luciënne Boelsma (CDA) met 5.419 Friese stemmen. Hoewel nieuw in de Kamerrangen trok zij vooral lokaal veel stemmen: in De Fryske Marren, haar oude wethoudersgebied, haalde ze bijna 26 procent van de CDA-stemmen en in haar dorp Idskenhuizen zelfs 80 procent van de CDA-stemmen. FNP-leider Aant Jelle Soepboer kreeg 4.796 Friese stemmen, aanzienlijk minder dan twee jaar geleden; ook in zijn eigen dorp Nijewier haalde de FNP geen 12 procent. BBB-kandidate Femke Wiersma kreeg 4.133 stemmen uit Fryslân. Opmerkelijk is dat Mona Keijzer in Fryslân meer stemmen verzamelde dan BBB-lijsttrekker Caroline van der Plas (7.742 versus 7.606).

D66’er Marieke Vellinga-Beemsterboer uit Boazum lijkt dankzij voorkeurstemmen alsnog een Kamerzetel te gaan bemachtigen; in Fryslân verzamelde ze 3.434 stemmen en op Vlieland zelfs 19 procent van de D66-stemmen. VVD-Kamerlid Harry Bevers kreeg 1.625 Friese stemmen, vooral in Leeuwarden. Andere Friese kandidaten met aanzienlijke aantallen waren Maarten Goudzwaard (JA21, 1.003), Sjoerd Wijnsma (CDA, 820), Max Aardema (PVV, 683) en Carlijn Niesink (ChristenUnie, 524). In totaal ging 8,5 procent van de Friese stemmen naar een van deze tien Friese kandidaten; in De Fryske Marren en Súdwest-Fryslân lag dat aandeel het hoogst.

Op microniveau tekenen zich duidelijke geografische patronen af. Gemeenten en buurten met een sterk Fries-identiteitsgevoel stemden vaker op lokale kandidaten; op de Waddeneilanden (met uitzondering van Vlieland) en in de Stellingwerven was die belangstelling juist laag. Ook over de provinciegrens zijn Friese invloeden zichtbaar: in delen van het Westerkwartier, net ten oosten van de Lauwers, werden relatief veel stemmen aan Friese kandidaten toegekend — vermoedelijk door Friezen die buiten de provincie wonen.

Uiterst-rechtse partijen blijven vooral sterk in sociaaleconomisch zwakkere dorpen met veel ‘afhakers’. In heidedorpen als Harkema, Houtigehage en Twijzelerheide behaalden PVV, FVD, BBB en JA21 samen meer dan 60 procent van de stemmen; in verschillende stembureaus boekte de PVV individuele uitschieters tot ruim 40 procent. Forum voor Democratie presteerde het best in Parrega (17 procent). It Heidenskip blijft een BBB-bolwerk (31 procent), en ook in Oldelamer, Molkwerum en Reitsum haalde BBB meer dan een vijfde van de stemmen.

Terwijl het CDA terrein herwon in zijn traditionele noordwestelijke bolwerken (hoogste scores in plaatsen als Oudega en Garyp), deed D66 het sterkst in plekken als Offingawier en op enkele Leeuwarder stembureaus. De VVD scoorde vooral in welvarende wijken. Links (GL-PvdA, SP, PvdD, Volt) kwam nergens tot een meerderheid; hun sterkste concentraties lagen in enkele Leeuwarder stembureaus. Confessionele partijen (CDA, ChristenUnie, SGP) domineerden bepaalde dorpjes met een religieuze traditie, terwijl DENK het beste scoorde in delen van Heerenveen en sommige Leeuwarder wijken.

Kort samengevat: lokale bekendheid en voorkeurstemmen bepaalden in Fryslân sterk welke kandidaten eruit springen, met duidelijke regionale pieken voor zowel lokale kandidaten als voor partijen aan de rechterflank. Het politieke midden (CDA en D66) herstelde zich ten koste van links, maar de aanhoudende steun voor extreemrechts in veel plattelandsgebieden blijft een belangrijke uitdaging voor elk nieuw kabinet.