Friese VVD'ers verdeeld over uitsluiten GroenLinks-PvdA
In dit artikel:
VVD-leider Dilan Yesilgöz houdt vast aan haar vooraf uitgesproken weigering om in een kabinet met GroenLinks en de PvdA plaats te nemen. Die harde lijn, die ze ook na haar gesprek met verkenner Wouter Koolmees herhaalde, veroorzaakt onenigheid binnen de VVD-fractie in Friesland. Lokale bestuurders verschillen van mening over of de partij zich moet houden aan die campagnebelofte of juist open moet staan voor gesprekken om het land snel te besturen.
Sipke Hoekstra, wethouder in Smallingerland, noemt de blokkade onverstandig en een belemmering voor voortgang. Hij wijst erop dat zijn gemeente al goed samenwerkt met het lokaal sterke GrienLinks en vindt het etiketteren van GroenLinks-PvdA als ‘extreemlinks’ niet op zijn plaats. Volgens Hoekstra heeft de landelijke tactiek om links uit te sluiten wel gezorgd dat het verlies bij de verkiezingen beperkt bleef, maar die strategie levert volgens hem geen oplossing op voor urgente bestuurlijke problemen. Hij pleit voor een stabiel kabinet, ook als dat samenwerking met GroenLinks en de PvdA betekent; de centrumrechtse optie met D66, CDA en JA21 levert namelijk geen meerderheid op en hij twijfelt aan de stabiliteit van JA21.
Andersom benadrukt Roelof Theun Hoen, VVD-wethouder in Weststellingwerf, juist dat partijen zich aan hun campagnebeloften moeten houden. Voor hem zou het vooraf uitsluiten van GroenLinks-PvdA anders voelen als kiezersbedrog. Hij legt de verantwoordelijkheid voor het vormen van een kabinet vooral bij winnaar D66 en verwijst naar Rob Jetten, die vrijwel geen partijen heeft uitgesloten. Hoen wijst erop dat een samenstelling van D66, VVD, CDA en JA21 op papier 75 zetels oplevert — geen meerderheid, maar ook geen totaal impasse — en denkt dat partijen als SGP of BBB in een gedoogrol kunnen optreden, met name omdat BBB sterk is in de Eerste Kamer.
Ook Paul Schoute (Harlingen) vindt dat Yesilgöz haar belofte niet zomaar kan intrekken. Hij werkt lokaal samen met de PvdA en ervaart die samenwerking als goed, maar erkent dat de landelijke PvdA nu samen optrekt met GroenLinks, wat de situatie verandert. Schoute merkt op dat sommige leiders tijdens de campagne harde uitsluitingen noemen, maar na de verkiezingen andere verantwoordelijkheden claimen — iets wat hij opmerkelijk vindt.
Jan van Weperen uit Ooststellingwerf brengt het praktische perspectief van bestuurservaring in: lokaal werkt hij al jaren met PvdA en GroenLinks en vindt dat besluiten op basis van inhoud en argumenten genomen worden, los van partijlijsten. Daarom zou hij het goed vinden wanneer Yesilgöz in gesprek gaat met GroenLinks-PvdA. Van Weperen signaleert ook dat veel VVD’ers in appgroepen en netwerken pleiten voor een oppositierol, deels omdat de partij de afgelopen jaren successen rond vraagstukken als stikstof, migratie en toeslagen niet heeft behaald. Hij zelf verkiest echter deelname aan een coalitie om daadwerkelijk beleid te kunnen beïnvloeden.
Aan de andere kant begrijpt Eric ter Keurs, fractievoorzitter in Provinciale Staten, waarom Yesilgöz afstand neemt: hij ziet grote programmatische verschillen met GroenLinks, met name op integratie en klimaat, en noemt de combinatie met GroenLinks een risico voor de houdbaarheid van een kabinet. Voor hem heeft het meer te maken met inhoudelijke tegenstelling dan met de persoon Yesilgöz.
Burgemeester Avine Fokkens-Kelder (Heerenveen) houdt zich als voorzitter van de Vereniging van Friese Gemeenten neutraal, maar waarschuwt partijen om goed na te denken over de consequenties van vooraf uitgesloten samenwerkingen. Uitsluiting maakt de keuze voor de kiezer duidelijk, maar kan ook leiden tot onbestuurbaarheid of later het doorbreken van breekpunten — iets wat vertrouwen schaadt. Ze wijst op Friese voorbeelden waarin onconventionele coalities, zelfs tussen VVD en SP, succesvol waren.
Conclusie: binnen de Friese VVD is er verdeeldheid over de koers van Yesilgöz. Sommigen vinden dat vasthouden aan een uitsluiting principieel en eerlijk is; anderen vinden dat pragmatisch plichtengevoel en bestuurbaarheid nu voorgaan en dat lokale ervaringen tonen dat samenwerking met links soms prima kan functioneren. Tegelijk vormt de zetelverdeling (D66, VVD, CDA, JA21 = 75 zetels) een praktische politieke werkelijkheid die de formatie bemoeilijkt en de vraag opwerpt of conventionele kampindelingen houdbaar zijn in een versnipperd parlementair landschap.