Friese jongeren stemmen massaal FvD, waarom?

dinsdag, 4 november 2025 (20:43) - Leeuwarder Courant

In dit artikel:

Na de verkiezingen viel in delen van Friesland niet de gebruikelijke aandacht voor coalitiegesprekken op, maar vooral de winst van Forum voor Democratie — en dan met name onder jongeren. Een verslaggever trok door gemeenten als Achtkarspelen, Dantumadeel, Buitenpost en De Westereen om jonge kiezers te vinden, maar stuitte op lege pleinen, stille stations en terughoudende jongeren die niet wilden praten met de media. De weinige jongeren die iets zeiden, noemden zonder aarzelen FvD als hun keuze, maar wilden niet gefotografeerd of geciteerd worden.

Uiteindelijk leidde het zoeken naar één uitzonderlijke gesprekspartner: Ted Baas, een juridisch beleidsmedewerker bij een onafhankelijke statenfractie en voormalig kandidaat op de FvD-lijst. Ted legt uit dat hij de partij steunt vanwege concrete voorstellen rondom klimaat, energie, landbouw en buitenlands beleid, en wegens het pleidooi voor meer bestuurlijke decentralisatie. Voor hem hoort vrijheid van meningsuiting erbij: je moet je standpunt kunnen uitleggen zonder dat het wordt gereduceerd tot uit de context geknipte fragmenten. Tegelijk erkent hij dat veel FvD-stemmers bang zijn voor gekleurde verslaggeving en daarom liever anoniem blijven.

Geograaf Josse de Voogd plaatst de opmars van FvD in een breder sociaal-ruimtelijk kader. De partij doet het goed op het platteland en onder agrariërs, maar ook in armere randen: grotere huizen, lagere inkomens en hoge vervoerskosten. Er lijkt bovendien een culturele inslag te zijn — oude heidedorpen en gemeenschappen in Noordoost-Friesland en aangrenzende gemeenten vormen een aaneenschakeling waarin het Forum-gevoel meereist. Corona verscherpte volgens De Voogd bestaande patronen: jongeren in steden belanden eerder in ‘woke’-dynamieken, op het platteland wint een conservatievere stemming terrein, juist doordat veel contact en politieke socialisatie online plaatsvindt.

Cruciaal is het wantrouwen tegenover instituties en media, aldus De Voogd en Ted. Dat wantrouwen komt vaak voort uit alledaagse negatieve ervaringen — problemen met instanties, gezondheids- of financiële tegenslagen — en niet primair uit complottheorieën. Die gedeelde onvrede werkt als lijm tussen uiteenlopende groepen: een ooit-VVD-stemmende sigarenhandelaar en een antroposofische leerkracht kunnen elkaar vinden in het gevoel dat het ‘hoofdnarratief’ hen niet vertegenwoordigt. Omdat veel jonge FvD-aanhangers vooral online actief zijn, raakt hun invloed makkelijk onderbelicht in traditionele peilingen en berichtgeving.

De stilzwijgende houding van jongeren, gevoed door angst voor verkeerde representatie, voedt op haar beurt het beeld van gekleurde media en vergroot de kloof. Ted en deskundigen zien een eenvoudige grens voor verbetering: erkenning en gelijkwaardige behandeling van FvD-stemmers als legitieme burgers met reële zorgen, wat zou kunnen leiden tot inhoudelijkere gesprekken in plaats van wederzijdse vervreemding.