Friese BBB: is verhoging van waterpeil in Friese veenweide wel zo verstandig?
In dit artikel:
De Friese BBB dringt aan op een vervroegde evaluatie van het Friese Veenweideprogramma, dat provinciale Staten en Wetterskip Fryslân in de zomer van 2021 vaststelden voor de periode tot 2030. Het programma beoogt door geleidelijke verhoging van het waterpeil bodemdaling te verminderen en CO2-uitstoot terug te dringen; een formele tussentijdse beoordeling staat gepland voor 2027. BBB-Statenlid Dieuwke Bakker vraagt echter om eerder toetsen omdat nieuw onderzoek andere klimaat-effecten laat zien.
Bakker wijst op studies van Wageningen University en Onderzoekcentrum B-WARE die aangeven dat vernatting weliswaar CO2-emissies kan beperken, maar tegelijk leidt tot hogere methaanuitstoot en minder grasopbrengst — waardoor ook minder CO2 in de bodem wordt vastgelegd. Omdat methaan een veel sterker broeikasgas is dan CO2 roept dit volgens haar vragen op over de netto klimaatwinst en over de noodzaak de veenweidevisie aan te passen. Ze vraagt ook aandacht voor de kwaliteit van het in te zetten IJsselmeerwater en of inlaat daarmee gevolgen kan hebben voor het behalen van de Kaderrichtlijn Water.
Gijs van Dijk van B-WARE bevestigt dat vernatting vaak gepaard gaat met een tijdelijke piek in methaanemissies: anaërobe bacteriën zetten organisch materiaal dan om in methaan. Tegelijk wijst hij erop dat die methaanstijging van tijdelijke aard is, terwijl oxidatie van veen onder lage waterstanden langdurig CO2 blijft produceren; op lange termijn levert vernatting dus wel klimaatwinst op. Als alternatief noemt hij het ophogen van veengronden met klei, maar dat is zeer kostbaar en voorkomt niet volledig dat bodemdaling doorgaat. Ook relativeert Van Dijk de kritiek op IJsselmeerwater: volgens hem verbetert juist aanvoer van water de waterkwaliteit, terwijl lage peilen, drainage en bemesting tot verslechtering leiden.
Kortom: de discussie draait om een afweging tussen korte termijn methaanpieken en langetermijnreductie van CO2-uitstoot, financiële haalbaarheid van alternatieven zoals ophoging, en mogelijke effecten op waterkwaliteit — redenen genoeg voor de BBB om vervroegde toetsing te willen.