De VVD-spelletjes spuugzat zijn en toch niet zonder de VVD kunnen
In dit artikel:
D66 en CDA voeren voorlopig alleen overleg over een ‘aanzet tot een coalitieakkoord’ uit onvrede met de VVD, maar politiek gezien blijft de VVD onmisbaar voor een stabiel kabinet. Na de verkiezingen herstelde de VVD zich dankzij een laatste campagnestrategie — de weinig inspirerende slogan “toch maar weer VVD” — waardoor de partij tegen de verwachtingen in slechts twee zetels verloor en concurrent GroenLinks-PvdA niet voorbijstreek. Die tactiek was bedoeld om rechtse stemmen weg te houden van de PVV en zo te verhinderen dat Wilders de grootste zou worden.
Diezelfde strategische focus zorgde er echter ook voor dat de campagne weinig over inhoud ging, wat tot ergernis leidde bij tegenstanders binnen en buiten de VVD. Na de uitslag bleef de VVD vasthouden aan één voorkeurssamenstelling: D66, VVD, CDA en JA21. Die combinatie brengt slechts 75 zetels op — één te kort voor een Kamermeerderheid — en blokkeert volgens D66 en CDA de mogelijkheid om ook een coalitie met GroenLinks-PvdA te onderzoeken.
Het leidde op dag één van de formatie al tot impasse: CDA-leider Henri Bontenbal was zo gefrustreerd dat hij verkenner Wouter Koolmees zelfs een alternatieve coalitie zonder VVD voorstelde (een brede samenstelling met D66, GL-PvdA, CDA, JA21 en ChristenUnie), en D66 en CDA besloten drie weken alleen te praten. Voor het eerst sinds 2007 zitten er tijdens de formatie geen VVD’ers aan tafel, iets wat de partij slecht viel. Koolmees verdedigt de keuze als logisch omdat het aansluiten van de VVD meteen andere opties uitsluit.
De afwezigheid van de VVD is deels een signaal: D66 en CDA willen de liberalen duidelijk maken dat zij niet de overhand krijgen. Tegelijkertijd is het risico reëel dat de VVD zich beledigd terugtrekt en de formatie langer of moeilijker maakt — zeker nu een stabiele meerderheid nog niet in zicht is.