Bier brouwen tussen droom en discipline'. 'We begonnen niet om rijk te worden, maar om iets moois te bouwen'

donderdag, 18 december 2025 (07:43) - Leeuwarder Courant

In dit artikel:

Op 1 januari 2025 telde Nederland 740 bierbrouwerijen, veertig minder dan een jaar eerder — de eerste daling sinds 2010 en sinds de CBS‑nulmeting van 2012. Vooral eenpitters (brouwerijen met één werknemer) namen af, al verklaart het CBS niet precies waarom. Tegelijk blijft Nederland één van de landen met de meeste brouwerijen per hoofd van de bevolking; er blijven dus nog genoeg kleinschalige avonturiers actief, vaak nog mannen — vrouwen zijn nog een minderheid in het vak.

Twee Noord-Nederlandse voorbeelden illustreren de verschillende wegen die hedendaagse brouwers kiezen: het jonge 11Stijlenbier uit Leeuwarden en het meer gevestigde Maallust uit Veenhuizen.

11Stijlenbier — initiatief van Sem Hoekema en drie vrienden — ontstond informeel tijdens coronaperiodes, toen bierproeverijen en voetbalavonden de nieuwsgierigheid naar smaak en identiteit van bier prikkelden. De vrienden ontwikkelden recepten (door brouwer Ulco de Jong) en laten het brouwwerk uitvoeren bij Het Brouwdok in Harlingen; zij doen zelf verkoop, leveringen en marketing kleinschalig en hands‑on. Hun assortiment speelt met Friese smaken (denk Sûkerbôle Tripel, Hoppy Oranjekoek IPA) en is bewust regionaal en persoonlijk: leveringen gebeuren vaak zelf uit een oude stationwagen, klanten krijgen een praatje aan de bar. Ambitie is bescheiden en stapsgewijs: eerst de geplande elf stijlen afmaken, later misschien een inkomen uit de brouwerij. Financieel nemen ze geen onverantwoorde risico’s; alle winst wordt teruggeïnvesteerd.

Maallust in Veenhuizen begon anders: oprichter Henk Timmerman was betrokken bij de herontwikkeling van monumentale panden en nam, samen met een groep investeerders (de ‘Zware Jongens’), het risico om een brouwerij op te zetten. Waar anderen aarzelden, koos hij ervoor door te pakken. Maallust groeide van experimentele microbrouwerij naar een bekende craftbrouwer met professioneel materieel (onder meer een installatie uit Bamberg), grote tanks, een proeflokaal en een vast team. De namen van hun bieren verwijzen vaak naar Veenhuizen en karakteristieke stijlen (bijv. Vagebond Vienna, Zware Jongen Tripel). Brouwmeester Bert Calkhoven vormt de recepten; de distributie is strategisch: hoofdzakelijk eigen levering in de noordelijke provincies en via groothandels daarbuiten. Supermarkten vermijden ze bewust — de vakhandel heeft hen grootgemaakt en die relaties willen ze bewaren.

Beide ondernemers benadrukken plezier in het werk als sleutel: voor Maallust was het compliment van een tv‑ploeg dat er veel plezier werd uitgedragen belangrijk — anders wordt het volgens Timmerman een fabriek. Tegelijk erkent hij dat de markt veranderd is: starters stuiten op zwaardere concurrentie en het is lastig er je brood mee te verdienen. Zijn advies aan nieuwkomers is praktisch: maak het niet te groot, houd het leuk en zie het ook als iets dat naast je gewone leven kan bestaan — zo is de kans om het langdurig vol te houden het grootst.

Kort samengevat toont het NoordNederlands voorbeeld zowel de creatieve, kleinschalige benadering van jonge brouwers als de doorgroeimogelijkheden en marktrealiteit voor gevestigde craftbrouwers. De daling van het aantal brouwerijen wijst op verzadiging en zware marktomstandigheden, maar de liefde voor ambacht en lokale verbinding blijft een drijvende kracht.