Berlijn is één groot klaslokaal over de Tweede Wereldoorlog

vrijdag, 10 oktober 2025 (12:29) - Friesch Dagblad

In dit artikel:

Bert de Bruin, Joodse historicus en docent Engels aan het Leo Baeck Education Center in Haifa, werkte deze zomer in Berlijn aan een praktisch monumenten- en musea-overzicht over de nazitijd en de Tweede Wereldoorlog. Het project, gesteund door een EVZ-beurs en voortbouwend op jarenlange samenwerking met Centropa, groeide van een aanvankelijke lijst van zo’n vijftig naar uiteindelijk 69 locaties. De plekken zijn overzichtelijk ingedeeld in vier thema’s: (niet-Joodse) slachtoffers van de nazi’s; de Holocaust en Joods vooroorlogs leven in Berlijn; Sovjet-monumenten; en verzet tegen het naziregime. Naast musea nam De Bruin ook begraafplaatsen en herdenkplaatsen op.

Doel van de gids is praktisch: leerkrachten, geïnteresseerde bezoekers en schoolgroepen kunnen locaties sorteren op afstand en zo hun verblijf in Berlijn efficiënt plannen. Voor het rangschikken en toelichten bezocht De Bruin bijna alle plekken zelf; sommige locaties liggen ver buiten de stad, zoals het kamp Ravensbrück, dat hij vorig jaar al bezocht en daarom deze keer uitsloot. De logistiek van het aflopen van die route werd door hem als intensief, maar ook als zinvol en blijvend bruikbaar omschreven.

In de selectie staan bekende en minder bekende plekken naast elkaar: de villa van de Wannsee-conferentie, Gleis 17 (het deportatieperron bij station Grunewald) en de Orte des Erinnerns in het Bayerische Viertel; minder bekende maar belangrijke locaties zijn onder meer de gevangenis van de Köpenicker Bloedweek (juni 1933) en het documentatiecentrum dat het lot belicht van de ongeveer 26 miljoen dwangarbeiders uit Nazi-Duitsland en bezet Europa. De Bruin noemt ook persoonlijke, ontroerende plekken zoals de blindenwerkplaats van Otto Weidt en het gedenkcentrum voor de slachtoffers van de ‘euthanasie’-moorden in Brandenburg, waar duizenden zieken en mensen met een beperking werden vermoord.

Zijn bezoeken leverden niet alleen praktische informatie op maar ook emotionele confrontaties met individuele verhalen. Hij noemt Georg Elser, die in 1939 een poging deed Hitler te vermoorden, als een voorbeeld van uitgesproken moed. Tegelijk reflecteert De Bruin kritisch op hoe sommige herdenkingsplaatsen historisch complexe figuren en motieven benaderen. In het Verzetsmuseum (Bendlerblock) miste hij bijvoorbeeld een foto van Arthur Nebe: hoewel Nebe bij het 20 juli-complot betrokken was en geëxecuteerd werd, bleef zijn rol als voormalige hoge SS-functionaris verantwoordelijk voor massamoord problematisch en verklaart dat zijn afwezigheid. Ook vindt hij dat in het verzetsherinneringswerk te weinig aandacht is voor het nationalistische motief van sommige samenzweerders tegen Hitler.

De Bruin prijst de intensieve manier waarop Duitsland, op lokaal en nationaal niveau, met zijn geschiedenis omgaat — inclusief de moeilijke gedeelten — en ziet daarvan leerpunten voor landen als Israël. Zijn eigen onderwijswerk bouwt voort op Centropa-materiaal: hij ontwikkelde lesgangen bij het boek De man in de wolken (Annete Fienieg & Koos Meinderts) in samenwerking met House of One, bestemd voor scholen in Israël en Duitsland.

Door de huidige situatie (schooluitwisselingen worden niet meer zonder meer georganiseerd) zijn bezoeken met scholieren naar Berlijn voorlopig lastiger; volwassen reizen en lerarengroepen acht De Bruin wél bespreekbaar. Hij hoopt een geplande reis te koppelen aan het leven van rabbijn Meir Elk, naar wie zijn school is vernoemd, en aan ontmoetingen met Duitse collega’s — ervaringsuitwisseling die volgens hem vaak tot vruchtbare samenwerkingen leidt. De complete monumentenlijst en gids zijn online beschikbaar voor wie zelf een bezoek wil voorbereiden.