6000 jaar geleden was er een bos bij Oudega: in het veen bleven de elzen, wilgen en eiken bewaard
In dit artikel:
Bij graafwerkzaamheden voor een nieuw meer ten zuiden van Oudega (Sm.) is onder het veen een zeer oud, ooit dicht bos blootgelegd. Vrijwilligers van de lokale stichting Hattum de Vries en medewerkers van aannemer De Waard stuitten dit jaar herhaaldelijk op takken en complete stammen. Onderzoeker Jos Bazelmans van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (en bijzonder hoogleraar delta-archeologie) onderzocht de vondst en dateert veel hout op tussen ongeveer 4000 en 6000 jaar oud. Eén eik is zelfs nauwkeurig gedateerd op sterven in 3759 v.Chr.
Het veenpakket, dat vanaf circa 4000 v.Chr. gevormd werd door de samenloop van zeewater en water uit het Drents plateau, heeft het bos eeuwenlang geconserveerd. Het betrof een gemengd elzenbroekbos met berken, wilgen, elzen, essen en ook eiken; die laatste groeiden hier aan de grens van hun geschiktheid en bereikten naar schatting circa 250 levensjaren, minder dan vergelijkbare eiken op drogere zandgronden. Honderden stukken sub-fossiel hout liggen nu bloot: zwarte, veenverkleuringen die weer daglicht zien nadat ze in de nieuwe steentijd omvielen.
De vondst biedt een bijzondere kans omdat grootschalig weggraven van veen tegenwoordig zelden meer voorkomt. Het nieuwe meer — ongeveer even groot als 64 voetbalvelden — wordt grotendeels in hetzelfde gebied teruggebracht; ruwweg de helft van die oppervlakte bevat de boombotten. Bazelmans heeft tot het einde van 2027 de tijd om tijdens de graafwerkzaamheden monsters te nemen: met een kettingzaag zullen bomen in stukken worden gezaagd en 'plakken' hout verzameld. Dergelijke acties zullen de komende jaren tientallen keren plaatsvinden.
Doel van het onderzoek is onder meer het opbouwen van een regionale jaarringkalender (dendrochronologie). Door veel houtschijven met jaarringen te vergelijken — en daarmee overlappingen te vinden tussen vers gekapt hout en oudere balken of palen — kan een doorlopende jaarringenreeks ontstaan die terug in de prehistorie reikt. Voor eiken zijn al kalenders bekend tot circa 8800 v.Chr., waardoor de plaatselijke eiken in Oudega bijzonder relevant zijn. Daarnaast worden C14-datums gebruikt als controle; Bazelmans liet ook twee kleinere houtstukjes dateren (rond 2400 v.Chr. en 2600 v.Chr.), wat past in een bosperiode van naar schatting zo'n 1.500 jaar.
De jaarringen bevatten ook een hydrologisch signaal: droge jaren leveren bredere ringen, natte jaren juist dunnere (soms slechts 0,1–0,2 mm). Daarmee kunnen onderzoekers het lokale klimaat en waterhuishouding door eeuwen heen reconstrueren. Bazelmans onderzoekt daarnaast het veen zelf op stuifmeel en plantenresten om te bepalen welke vegetatie er voorkwam en of er aanwijzingen zijn voor menselijke aanwezigheid of landbouw (cultuurvolgers). Uit die plantendata valt te achterhalen of en wanneer mensen het land bewerkten of bomen kapten.
Eerder waren rond Oudega schattingen over de leeftijd van het hout onbetrouwbaar (variërend van 1.000 tot 3.000 jaar of een Duitse schatting van 800 jaar). De systematische aanpak van Bazelmans en zijn team biedt nu betrouwbare dateringen en de mogelijkheid om niet alleen de ecologie van dat oeroude bos te reconstrueren, maar ook regionale klimaat- en menselijke activiteiten in kaart te brengen. Over ongeveer een jaar verwacht hij al meer duidelijkheid te hebben.